containers

In februari 2022 trok storm ‘Eunice’ over Nederland met windstoten van meer dan 100 kilometer per uur. Onder andere werden door de storm de luiken van een binnenvaartschip opgelicht. Deze luiken waaiden vervolgens tegen een ander binnenvaartschip aan, waardoor schade ontstond aan dit schip.

Door de eigenaar van het schip waarop de luiken waren neergekomen (hierna: “Eiser”) werd een procedure gestart voor de Rechtbank Rotterdam. Ons kantoor stond in deze zaak de eigenaar bij van het schip waar de luiken vanaf waren gewaaid (hierna: “Gedaagde”).

Eiser stelde dat er sprake was van een schadevaring, omdat volgens Eiser het loskomen van de luiken schuld van het schip opleverde in de zin van het arrest van de Hoge Raad in de zaak CASUELE / DE TOEKOMST, 30 november 2001, NJ 2002/143, doordat er ofwel sprake was van een gebrek aan de luikborgingen, ofwel doordat de bemanning de luiken niet goed had geborgd. Namens Gedaagde hebben wij betwist dat er sprake was van schuld van het schip. In dat kader hebben wij gesteld dat het wegwaaien van de luiken een gevolg was van de storm Eunice, waardoor er sprake was van overmacht.

De Rechtbank ging eerst na of er sprake was van een gebrek aan de luiken. Uit het oordeel van de Rechtbank volgde dat Eiser in dat verband onvoldoende had gesteld en aangetoond, waardoor door Eiser niet was bewezen dat er sprake was van een gebrek aan de luiken. Verder was volgens de Rechtbank door Eiser ook niet aangetoond dat de luiken niet goed vast waren gezet door de bemanning voorafgaande aan de storm. In dat kader overwoog de Rechtbank dat het enkele feit dat de luiken waren opgetild door de wind, op zichzelf niet het feitelijk vermoeden met zich meebrengt dat de luiken ondeugdelijk waren vastgezet. Het feitelijk vermoeden kan volgens de Rechtbank alleen worden gebaseerd op vaststaande feiten die tezamen genomen kunnen leiden tot het bewijs van schuld van het schip. Doordat er naast het loskomen van de luiken verder geen andere feiten of omstandigheden waren gesteld die schuld van het schip opleverden, was de conclusie van de Rechtbank dat er geen sprake was van schuld van het schip.

Het vonnis van de Rechtbank Rotterdam bevestigt dat, aan het enkele loskomen van de luiken gedurende een storm geen feitelijk vermoeden kan worden ontleend voor schuld van het schip. Nee in plaats daarvan dienen door Eiser meer feiten en omstandigheden worden aangevoerd waaruit blijkt dat de luiken niet goed waren vastgezet of gebrekkig waren.

Mocht u vragen hebben na het lezen van deze nieuwsbrief, aarzel dan niet om hierover contact met ons op te nemen.

De maritieme gerechtsdeskundige coördinator: een praktische toevoeging aan de mogelijkheden om maritiem bewijs te vergaren!

Op 4 april 2019 presenteerde de projectgroep ‘Afkoersen op vaste maritieme gerechtsdeskundigen’ haar eindrapport tijdens het Belgisch-Nederlands Colloquium – Journée Schadee 2019 van de Nederlandse Vereniging van Vervoerrecht. In het eindrapport worden een aantal suggesties gedaan voor uitbreiding van de mogelijkheden om binnen het bestaande wettelijke kader een maritieme gerechtsdeskundige te benoemen, waaronder de maritieme gerechtsdeskundige ‘coördinator’.

Recent brachten twee van onze advocaten (Julian van de Velde en Iris Regtien) de suggesties van de projectgroep in de praktijk en hebben zij met succes verlof gekregen van de Rechtbank Rotterdam (de Nederlandse maritieme rechtbank) voor het aanstellen van een maritieme gerechtsdeskundige ‘coördinator’. Eén van de nautische deskundigen van de Belgische Nautische Commissie werd op basis van het verlof benoemd als gerechtsdeskundige. Deze gerechtsdeskundige is samen met de door partijen aangestelde deskundigen en vertegenwoordigers aan boord van een in Nederland arriverend schip gegaan, om gegevens te verzamelen over de oorzaak van een gedurende de zeereis ontstaan probleem.

De maritieme gerechtsdeskundige ‘coördinator’ was in dit geval bij uitstek geschikt, aangezien het belang van onze cliënten was om aan boord gegevens en documenten te verzamelen, zodat zij zelf op basis van deze gegevens en documenten de oorzaak van het probleem konden vaststellen. Onze cliënten waren de bevrachters van het schip en hadden daardoor beperkt inzage in bepaalde gegevens en documenten. Verder werd geen medewerking verleend door de reder aan het onderzoek van de schade-expert van de bevrachter. Door aanstelling van de maritieme gerechtsdeskundige ‘coördinator’ hebben onze cliënten de noodzakelijke informatie alsnog verkregen.

De mogelijkheden voor inzet van een maritieme gerechtsdeskundige ‘coördinator’ zijn niet beperkt tot gevallen van bewijsverzameling aan boord van een schip door bevrachters of ladingbelanghebbenden. Integendeel, wij denken dat deze optie ook bij uitstek geschikt zou kunnen zijn bij onder andere aanvaringen waar scheepseigenaren en hun verzekeraars (H&M of P&I) belang hebben bij het verkrijgen van informatie en documenten die zich bevinden aan boord van het andere schip of andere schepen die bij de aanvaring betrokken waren.

Wilt u hier meer over weten? Of bent u benieuwd wat de andere mogelijkheden zijn om bewijs te verzamelen in maritieme aangelegenheden in Nederland of misschien juist hoe u dat kunt voorkomen? Neem dan contact op met één van onze advocaten.

De Nederlandse regering heeft de laatste jaren verschillende maatregelen genomen die een jurisdictiekeuze voor de Rechtbank Rotterdam aantrekkelijker maken voor partijen in de scheepvaart.

Geconcentreerde maritieme kennis

Om de kwaliteit te verhogen en het aantrekkelijker te maken om voor de Rechtbank Rotterdam te kiezen zijn er verschillende maatregelen genomen. Op 22 juni 2016 is de ‘Wet Concentratie Scheepvaartzaken bij de Rechtbank Rotterdam’ in werking getreden. Deze wet brengt met zich mee dat alle scheepvaart gerelateerde zaken in Nederland worden behandeld door de Rechtbank Rotterdam. De hoge concentratie van maritieme zaken in Rotterdam zorgt er voor dat elke zaak wordt behandeld door een ervaren rechter die goed op de hoogte is van de huidige stand van zaken in het maritieme recht.

Procederen in het Engels

Een andere stap die de Nederlandse regering heeft genomen om de Rechtbank Rotterdam aantrekkelijker te maken, is de introductie van de mogelijkheid om in maritieme en handelszaken in het Engels te procederen voor de Rechtbank Rotterdam. Dit betekent dat indien beide partijen hiermee instemmen de gehele procedure in het Engels zal worden gevoerd.

Geen plicht tot ‘general disclosure’

Een belangrijke reden om voor een procedure voor een Nederlands rechter te kiezen is het feit dat Nederland niet de rechtsfiguur ‘general disclosure’ kent. Anderzijds kan, als één van de partijen vermoedt dat de wederpartij of een derde partij documenten achterhoudt, er op grond van art. 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een vordering tot inzage in deze stukken worden ingediend. In zo’n geval moet de partij laten weten welke documenten hij wenst in te zien en waarom er belang is bij inzage in deze documenten. Dit alles om een zogenoemde ‘fishing expedition’ te voorkomen.

Scheepsbeslagen

Nederland staat bekend als een beslagparadijs, omdat het onder Nederlands recht relatief eenvoudig en goedkoop is om een beslag op vermogensbestanddelen van de debiteur te leggen in vergelijking met andere (Europese) jurisdicties. Dit geldt ook voor scheepsbeslagen, welke een efficiënte manier kunnen zijn om snel betalingen van openstaande facturen of vorderingen te verkrijgen. Als een beslagverzoek is ingediend bij de rechter wordt er binnen enkele uren verlof verleend, waarna de deurwaarder beslag kan leggen op het schip.

Conclusie

Bovenstaande illustreert dat de Rechtbank Rotterdam voor maritieme en transportzaken een uitstekend alternatief biedt voor procederen in common law landen.